De inspiratie. Foto van Petrouschka Zandvliet, |
Het is nog vroeg in
de ochtend als ik op mijn vaste plaats ga staan. Ik ben mooi op tijd. Genoeg
tijd om me te installeren voor ze komt. Want ze komt vandaag. Ik weet het
zeker. Ik heb het haar zelf horen zeggen. Vandaag gaat ze met de bus.
Vanaf mijn plekje kan ik de bushalte goed zien zonder gezien
te worden. Ze weet namelijk niet dat ik haar elke keer dat ze bij de bushalte
staat observeer. Dat vind ik wel leuk. Dat maakt het spannend. Zal ze me
ontdekken? Of zal ze weer onwetend in de bus stappen?
Daar komt ze aan lopen. Ze sjokt een klein beetje alsof er
nog net niet genoeg koffie in haar bloed zit om haar normale veerkrachtige tred
te kunnen inzetten. Het is natuurlijk ook nog erg vroeg maar ik weet dat ze al
even wakker is.
Want ook dat heb ik gezien. Gewoon terwijl ik onderweg was
naar mijn kijkplekkie. Niet dat je denkt dat ik een of andere gluurder ben die
haar stalkt. Stalken doe ik niet aan. Ik hoef niet alles te weten. Ik mag graag
kijken maar er mag nog wel iets aan de verbeelding overblijven.
Ze is aangekomen bij de bushalte. Ze oogt wat ongedurig,
hoppend van haar ene been op het andere. Maar dat doet ze altijd als ze niets
anders kan dan wachten. Wachten zit niet echt in haar natuur. Ze blijft graag
bezig dan voelt ze haar rusteloosheid niet. Als ze bezig is voelt ze zich sterk
en daadkrachtig, een krachtig en zeker persoon. Zolang ze iets kan doen krijgt
haar onzekerheid geen grip op haar gedachten.
Ze haalt zichtbaar diep adem en staart wat in de verte. Dan
doet ze iets wat ik haar al ontelbare keren eerder heb zien doen. Ze pakt haar
telefoon en maakt een foto. Die foto moet meteen op sociale media geplaatst
worden en dat geeft haar een reden om met haar neus in haar telefoon te
verdwijnen. Dat kan ze namelijk niet zo maar doen. Ze heeft namelijk een zeer
uitgesproken mening over ‘dat volk dat altijd met minstens een oog naar hun
telefoon kijkt’.
Ik moet gaan opschieten want de bus kan elk moment aan komen
rijden. En het moet vandaag want anders is het te laat. Volgende week zal hun
huis leeg staan en zal ze nooit meer ’s ochtends vroeg bij de bushalte staan.
Voorzichtig begin ik haar richting op te lopen. Mijn spieren zijn gespannen van
het tegenhouden van de aandrang te gaan rennen. Ik mag niet rennen. Ik mag
niets doen waardoor haar interesse in haar telefoon even verslapt en ze me
misschien opmerkt.
Mijn hart bonst. Ik voel bij elke stap die ik dichterbij kom
het bloed harder door mijn aders pompen. Vanaf vandaag zal anders alles zijn. Vandaag
ga ik mijn heimelijke droom waarmaken. Vanaf vandaag zal ik niet meer naar de
bushalte hoeven om haar te bekijken. Vandaag ga ik doen wat ik al twee jaar in
gedachten aan het oefenen ben.
In de verte komt de bus aanrijden. Wanneer de bus de halte
nadert schudt de chauffeur even zijn hoofd. Hij zou toch zweren dat zijn vaste
passagier daar net op zijn bus stond te wachten. Hij zal zich wel vergist
hebben. Vandaag zal de eerste bus leeg naar het station rijden.