woensdag 30 januari 2013

Mijn Droomkind


Haar grote, blauwe ogen stonden vol met tranen, doch, haar gezicht gaf geen emotie. Een traan vond de vrijheid op haar ronde, rode wang, zonder dat zij deze droogde. Ze keek stoïcijns voor zich uit, het kunnen minuten geweest zijn maar ook uren; enig tijdsbesef was zij volledig kwijt.
Langzaam wendde zij zich van het natgeregende raam af en haar ogen dwaalden af op haar handen. Die schaar …

Met een schok word ik wakker. Ik voel paniek en angst. Waarom ben ik juist nu wakker geworden. Ik wil weten wat ze met die schaar wil. Ik wil weten wat mijn meisje gaat doen. En vooral wil ik weten waarom ze zo verdrietig is.

Ik ken het meisje al heel lang. Al tien jaar bezoekt ze mij in mijn dromen. De eerste keer dat ik over haar droomde leek ze mij te observeren. En hoewel ik mij nooit mijn dromen kan herinneren kon ik overdag zonder moeite haar gezichtje voor de geest halen.
De volgende droom waar ze in opdook viel mij op dat haar gezicht bekende trekken had. Ze deed me aan iemand denken zonder dat ik wist aan wie. Maar voor ik haar kon vragen of ik haar kende, rende ze weg. Terwijl ik haar na keek zag ik haar petticoat dansen op de maat van haar huppelende pas.
Het duurde enkele weken voor ik haar weer in een droom zag. Die keer lukte het me wel om mijn vraag te stellen. Ze schudde met haar hoofd waardoor haar vlechten heen en weer zwiepten. Ondanks dat ze niks zei voelde ik een antwoord in mij. Nee, je kent mij niet maar ik hoop dat je me wel wil leren kennen. Een uitleg kreeg ik niet want het meisje verdween weer even plotseling uit mijn droom als ze er in verscheen.
Vanaf die keer verscheen ze heel geregeld in mijn dromen. Soms als toeschouwer, maar steeds vaker als metgezel. We zweefden samen door de wolken. We struinden samen langs de zee. We lagen naast elkaar in het gras naar de hemel te staren. Ik begon haar gezelschap echt te waarderen. Meestal brachten we de nachten in stilte door. We hadden maar weinig woorden nodig. Het gewoon samenzijn was voldoende. Tot een paar maanden geleden.

We waren aan het picknicken op de oever van een rivier. Ik reikte haar net een boterham met hagelslag aan toen ik de inmiddels vertrouwde stem in mijn hoofd hoorde. Wil je binnenkort mijn moeder worden? Ik ben al een tijdje op zoek en het liefst wil ik bij jou geboren worden. Met stomheid geslagen keek ik haar aan. Ik moeder worden? Het was niet zo dat ik pertinent niet wilde, maar het was meer iets wat ik altijd vooruit schoof naar een verre toekomst. De ene keer was ik er niet aan toe, de andere keer was mijn relatie niet stabiel genoeg en op het moment had ik een relatie met een man die zelf nog een groot kind leek. Die zou waarschijnlijk bij enkel de gedachte aan eventueel vaderschap op de vlucht slaan. En toch, als ik dan toch een kind zo dragen en baren dan heel graag dit meisje. Het leek me fantastisch om haar moeder te zijn. En dus stemde ik toe. ”Maar,” zei ik, “dan moet ik wel eerst wat dingen regelen. Geef me wat tijd.” Enthousiast knikte het meisje.

De volgende dag al vertelde ik mijn partner dat ik in de nabije toekomst zwanger zou willen worden en dat hij wat mij betreft drie maanden bedenktijd had om te beslissen of hij de vader zou willen zijn. Tot mijn grote verbazing begon hij breeduit te grijnzen. Hij bleek al langer een kinderwens te hebben maar verkeerde in de veronderstelling dat ik daar nog niet aan toe was. We konden ons geluk dan ook niet op toen ik al snel zwanger was.

Het is nu zes weken later. Mijn buikje begint net aan zichtbaar te worden. Vorige week zijn we voor het eerst bij de verloskundige geweest en hebben we het kleine meisje in mijn buik gezien. Want dat het een meisje is weet ik wel zeker.

De droom waar ik vanochtend uit wakker ben geworden speelt al de hele dag door mijn hoofd. Het verdriet van mijn meisje maakt me ongerust. Om mezelf af te leiden besluit ik de kelder eens grondig op te ruimen. Terwijl ik een krat bier op pak voel ik plots een stekende pijn onder in mijn buik. In paniek ren ik naar boven en pak de telefoon. Ik bel meteen oom Jacques. Oom Jacques is gynaecoloog en weet vast wel of dit vals alarm is. Ik krijg hem direct aan de lijn en vertel hem over de pijn. Hoewel hij het wel probeert, kan oom Jacques me niet gerust stellen. Hij stelt voor dat ik naar de polikliniek kom voor een echo.

Een kwartier later al blader ik in de wachtkamer door een oude Donald Duck. Mijn gedachten schieten alle kanten op. Ik doe meerdere schietgebedjes dat alles goed mag zijn met ons kindje.
De echo is gelukkig goed. Het hartje klopt en de baby beweegt levendig. Door tranen van geluk lig ik naar het beeldscherm te kijken. Het lijkt alsof de baby langzaam naar me zwaait. Ik glimlach opgelucht.
Oom Jacques vermoedt dat ik mijn lijf wat overbelast heb en adviseert me de komende dagen mezelf wat meer rust te gunnen. Zodra ik thuis ben ga ik dan ook even liggen. Ik ben moe van alle emoties en val als snel in slaap.

Haar grote, blauwe ogen stonden vol met tranen, doch, haar gezicht gaf geen emotie. Een traan vond de vrijheid op haar ronde, rode wang, zonder dat zij deze droogde. Ze keek stoïcijns voor zich uit, het kunnen minuten geweest zijn maar ook uren; enig tijdsbesef was zij volledig kwijt.
Langzaam wendde zij zich van het natgeregende raam af en haar ogen dwaalden af op haar handen. Die schaar …Nog even lijkt ze te twijfelen en dan knipt ze resoluut het bungelende koord door.
Haar betraande ogen kijken mij aan en ik hoor haar stem. ”Dag lieve mama. Dankjewel dat ik zo welkom was.”

Met een schok word ik wakker en voel haar leven uit mij wegstromen.


Dit verhaal is geschreven aan de hand van een schrijfopdracht van 'Boek voor haar'. De cursieve tekst waarmee dit verhaal begint was het gegeven startpunt.Verder moesten de woorden hagelslag, petticoat, oom Jacques, Donald Duck en krat bier gebruikt worden.





vrijdag 25 januari 2013

Onderaan de beuk



Eergisteren  was een dag als alle anderen. Ze was ‘s ochtends vroeg opgestaan. Ze had even snel gedoucht. Ze had de kinderen uit bed gehaald, aangekleed en ontbijt gegeven. Daarna had ze lunchpakketten klaargemaakt, de tassen ingepakt, de kinderen weggebracht en was naar haar werk gereden. Na haar werkdag had ze boodschappen gedaan, de kinderen opgehaald, gekookt, de kinderen naar bed gebracht, wat huishoudelijke klussen gedaan, tv gekeken en naar bed gegaan. En gisteren had er precies zo uit gezien. Haar leven liep als een goed geoliede machine.
Toch kon ze ‘s avonds  de slaap niet vatten. Ze lag maar te woelen en draaien in bed. Ondanks dat haar leven prima georganiseerd was en alles van een leien dakje ging, knaagde er iets aan haar. Haar perfect gekaderde leventje benauwde haar. Na een periode die uren leek te duren viel ze in een onrustige slaap vol van dromen waarin ze eindeloos op zoek was naar een boom.
Toen ze vanochtend wakker werd voelde ze de stevige greep van haar eigen ongedurigheid. In een opwelling besloot ze vandaag niet naar haar werk te gaan maar toe te geven aan de onrust. Vandaag zou ze eens niet in het keurslijf blijven maar toegeven aan haar drang naar zwerven. En ze wist ook al waar ze dat ging doen. Na dat ze dekinderen weggebracht had zou ze naar het bos gaan.

Nu liep ze dan op een smal paadje tussen de bomen door. Ondanks haar diepgewortelde angst te verdwalen, had ze de paden met routepaaltjes gemeden. Vandaag zou ze eens niet in het stramien lopen. Vandaag zou ze haar eigen weg kiezen.
Het paadje wat ze volgde slingerde dwars door de begroeiing heen. Ze had het bij toeval ontdekt. Terwijl ze naar een wegvluchtende vos keek had ze plots de kleine doorgang door de bramenstruiken gezien. De eerste minuten dat ze over het paadje had gelopen bonsde haar hart in haar keel. Maar hoe verder ze liep hoe rustiger ze werd. Voor het eerst in tijden vlogen haar gedachten niet alle kanten op, dacht ze niet aan wat nog gedaan moest worden of aan haar drukke agenda. Het was doodstil in haar.
Plots bleef ze staan. Er was hier iets wat haar aandacht vroeg. Was er iemand anders in de buurt? Spiedend keek ze om zich heen. Nee, er was niemand. Maar er was wel iets anders wat ze zag. Iets wat vaag herkenning opriep. Ze keek nog eens rustig om haar heen. Daar. Die beuk. Dat was hetgeen wat gezien wilde worden. Ze keek nog eens goed naar de boom en realiseerde zich dat dit de boom was waar ze in haar dromen naar gezocht had. Wat een toeval dat ze die nu zomaar vond.
Ze liep naar de beuk toe. Het was een grote boom. Zo’n boom die er al eeuwen staat. Onderaan de stam zag ze twee wortels die haar leken uit te nodigen tussen hen in te gaan zitten. Ze nam de uitnodiging graag aan en zakte door haar knieën. Ze nestelde zich tussen de twee wortels en leunde achterover tegen de brede stam van de beuk. Het zat verbazingwekkend comfortabel. Ze slaakte een tevreden zucht en wenste dat ze hier voor altijd kon blijven zitten. Het leek wel of ze nog wat dieper wegzakte tussen de wortels. Het voelde alsof de boom haar omhelsde. Ze voelde zich welkom en veilig. Ze werd een met de beuk en zakte weg in een diepe rust.

Drie weken later is haar auto bij het bos teruggevonden. Ondanks diverse zoektochten is ze niet gevonden. Het onderzoek is tot onderaan een oude beuk gekomen. Vanaf daar ontbreekt ieder spoor.