dinsdag 13 maart 2012

Wanhoop


Achteraf weet ik dat er genoeg aanwijzingen zijn geweest. Achteraf kan ik me wel voor het hoofd slaan dat ik geen acht heb geslagen op de tekenen. Ik ben ziende blind geweest. Ik heb er voor gekozen alle waarschuwingen in de wind te slaan en dacht dat de tijd dit keer aan mijn kant zou staan. Ik had beter moeten weten. Het is ten slotte niet de eerste keer.
Ik had het kunnen weten toen ik me ging ergeren aan kleine dingetjes. Hij stelde me geregeld vragen die ik al minstens drie keer had beantwoord. Hij hing urenlang lusteloos in de stoel om dan overeind te springen en in een half uur een heel huishouden te willen doen. En dan ook nog boos worden als bleek dat dat niet ging lukken. Het doelloos voor de tv hangen en heen en weer zappen. Het steeds maar klagen over vermoeidheid terwijl hij 10 uur per nacht sliep. Het klagen dat hij doordat hij te lang had geslapen te weinig tijd had om de dingen te doen die hij had moeten doen. Zijn stemmingswisselingen. Hij was afwezig en onttrok zich meer en meer aan het dagelijkse leven, waar door er steeds meer taken op mijn bordje belandde.
Ik had het kunnen zien aankomen maar ik koos ervoor de andere kant op te kijken. Ik vond dat al genoeg sores had. Ik kon mezelf amper staande houden en had geen zin ook hem nog overeind te houden. Ik was zelfs boos dat hij me in de steek liet. Nu moest ik alles alleen opknappen.
Ik koos ervoor de signalen niet te zien. En nu moet ik leven met de consequenties van deze keuze. Ik had afstand genomen om mijzelf te beschermen. Hij nam afstand om mij te beschermen. Het resultaat is dat we elkaar nog wel kunnen zien maar dat communicatie zo goed als onmogelijk is geworden. Ik weet niet wat ik moet doen om de afstand tussen ons te verkleinen. Ik weet niet meer hoe ik hem moet bereiken. Ik ben wanhopig, want ik ben bang. Bang om mijn grote liefde te verliezen.

maandag 5 maart 2012

Hoogmoed


Het was nog vroeg in de ochtend. Het was koud en het ijzelde. Behoedzaam liep ze met haar hond door de straten. De gure wind liet de ijsregen in haar gezicht striemen. Ze liep langs huizen waar licht brandde. In die huizen waren de mensen bezig met het begin van hun dag. Oudere mensen zaten samen aan tafel te ontbijten, moeders joegen hun kinderen op, mannen en vrouwen zochten hun autosleutels om naar hun werk te vertrekken. Het zag er zo heerlijk gewoon en behaaglijk uit. Ze vroeg zich af of de mensen in de huizen die ze passeerde wisten hoe gelukkig ze waren.
Zelf dacht ze altijd dat ze gelukkig was maar toen ze haar baan verloor werd alles anders. Afgeserveerd was ze. Uitgekotst door de hele maatschappij. Alles was ze kwijt. Haar huis was verkocht, haar auto ingeruild voor een zuiniger en ouder exemplaar, haar spaarrekening was leeg en de vrienden die ze dacht te hebben hadden haar keihard laten vallen. Alles waar ze zo hard voor gewerkt had en wat haar waarde gaf was weg. Maar het allerergste was nog wel dat ze haar gave kwijt was. Datgene wat haar uniek had gemaakt. Haar talent wat haar had onderscheiden van alle anderen. Het was weg.
Als kind al kon ze het. Ze kon mensen lezen. Ze zag hun onderlinge verhoudingen. Ze wist wat niet gezegd werd. Ze kende hun wensen en verlangens. Ze wist na een korte ontmoeting wat mensen ambieerden. Als kind had ze nog niet begrepen hoe bijzonder haar talent was. Als tiener had het haar meer in de weg gezeten dan dat ze er iets aan had gehad. Ze zei nogal eens hardop wat men liever onuitgesproken liet. Mensen wilden liever niet als een open boek gelezen worden. Vooral niet omdat ze ook die dingen zag die verborgen moesten blijven. Maar gaandeweg had ze leren omgaan met haar gave. Ze leerde dat ze de informatie die ze vergaarde kon gebruiken om dingen te sturen. Ze doorzag hun gedachtegang en haalde daar haar voordeel uit. Ze kon gesprekken in de haar gewenste richting laten gaan zonder dat mensen door hadden dat ze die kant opgeduwd werden door hun gesprekspartner.
In haar carrière had ze dankbaar gebruikt gemaakt van haar talent. Haar ster was een snelrijzende geweest in de reclamewereld. Haar ideeën voor campagnes bleken iedere keer weer een schot in de roos. Maar na een aantal jaren hield ze de reclamewereld voor gezien. Ze vond er nog weinig uitdagingen liggen en miste het directe contact met de klant.
Ze stapte over naar de wereld van de hypotheken en leningen. Ze vond werk bij een ambitieuze bank. Ze voelde zich er helemaal in haar element. Hier kon ze echt gebruik maken van haar talent. Mensen kwamen meestal wat schuchter binnen met een kleine wens maar gaande het gesprek ontdekte ze geregeld dat de mensen grotere dromen hadden. En zij kon ze helpen deze te verwezenlijken. Er was vaak zoveel meer mogelijk dan dat haar klanten van te voren hadden gedacht. Het gaf haar veel voldoening dat ze zo’n belangrijk onderdeel kon zijn van mensen hun geluk.
Niet alleen zijzelf was erg voldaan over de diensten die ze verleende, ook haar leidinggevenden waren erg blij met haar. Al snel was ze de meest gewaardeerde werkneemster van de bank. Dat niet iedereen haar dat gunde moge duidelijk zijn. Sommige van haar collega’s lieten haar links liggen, anderen roddelden over haar en een collega durfde haar zelfs op haar succes aan te spreken. Ze zal het nooit vergeten. “Ik weet dat je blij bent met je successen,” had ze gezegd, “maar denk je dat je je klanten werkelijk gelukkig maakt met het vervullen van hun materiële wensen?” Ze had haar schouders opgehaald. Typisch een opmerking van zo’n zweverig type. Zelf altijd moeilijk doen, maar afgunstig zijn op iemand die hard werkt om wel geld los te peuteren voor haar cliënten. Het had haar ook niets verbaasd dat deze dame vlak daarna haar ontslag had ingediend. Zelf zei ze dat ze uit ethische overwegingen handelde, maar iedereen wist dat ze niet om kon gaan met de goede resultaten van haar collega’s.
Ze was echt gelukkig in die periode. Niet alleen haar carrière ging goed, ook privé ging het haar voor de wind. Met een leuke hypotheek van haar werkgever kocht ze een leuk huis. En dankzij de mooie constructie hield ze genoeg geld over om een leuk sportief autootje op de oprit te parkeren. Doordat ze succesvol was voor haar klanten streek ze elke maand een mooie provisie op waar ze lekker ruim van kon leven. Ze ging geregeld met haar vrienden uit eten, lekker een dagje winkelen en meerdere keren per jaar een weekendje weg of op vakantie. Het leven lachte haar aan alle kanten toe.
Maar toen begonnen de geruchten te komen. De bank waar ze voor werkte zou het met de regels niet zo nauw nemen. Het vertrouwen van de klanten nam in hoog tempo af. Elke dag handelde ze telefoontjes af voor cliënten die hun hypotheek en leningen ergens anders onder wilden brengen. Klanten namen grote sommen geld op. Het ging allemaal in zo’n hoog tempo dat een faillissement onafwendbaar werd. Van de een op de andere dag stond ze op straat. En haar o zo prettige leventje glipte haar uit handen.
Ze voelde iets nats langs haar hand strijken. Verschrikt keek ze en zag haar hond vragend naar haar kijken. Ach, ze was weer zo in gedachten verzonken dat ze niet had gemerkt dat ze alweer thuis voor de deur stond. De hond liet haar subtiel weten dat hij wel graag naar binnen wilde om weer droog te worden en wat brokken te eten. Ze viste haar sleutels op uit haar jaszak. Achter haar stopte er een auto bij de stoeprand. Ze hoorde de autodeur opengaan en iemand riep iets wat op haar naam leek. Verrast draaide ze zich om. Precies op tijd om te zien hoe haar overbuurvrouw vrolijk naar buiten kwam en met vaste tred op de auto afliep. De realiteit sloeg haar hard om de oren. Ze was eenzaam en doodongelukkig. En ze wist dat ze het zelf had veroorzaakt. In plaats van zuinig te zijn op haar gave en er zorgvuldig mee om te gaan had ze het ingezet ter meerdere eer en glorie van zichzelf. In plaats van te luisteren naar de waarschuwingen en signalen die ze echt wel had gehad had ze deze negeert en haar handelen goed gepraat. En nu moest ze op de blaren zitten. Net zoals al die mensen die haar hadden willen geloven dat geluk te koop was. Hoe luidde het spreekwoord ook alweer? Oja, hoogmoed komt voor de val.