zondag 1 juli 2012

Diepgrijs


Dit is het verhaal wat het niet is geworden. Ik kreeg geen slechte kritieken maar weet zelf ook dat het andere beter zou passen in een bundel. Dit verhaal is geheel ontsproten aan mijn fantasie, hooguit gekleurd met wat eigen emoties. 

 Mijn vriendin zit aan de andere kant van de tafel en kijkt me aan. Ik weet dat de opmerking die ze net maakte meer was bedoeld als een vraag maar ik kan haar niet direct antwoord geven. In mij vechten verdriet, angst, wantrouwen en verslagenheid om voorrang. Maar ondanks deze emoties dwing ik mezelf haar aan te kijken en antwoord te geven. Met dikke stem zeg ik:”Ja, ik was heel eenzaam.” Ik vraag me af of ze weet wat voor gevecht ik heb moeten leveren om haar dit te kunnen zeggen. Hoe ik tegen mezelf heb moeten knokken om in alle eerlijkheid antwoord te kunnen geven. Na mijn oprechtheid durf ik haar niet meer aan te kijken. Ik ben opgelucht als haar man de kamer binnen komt lopen en het gesprek terugkeert naar koetjes en kalfjes.
Een uurtje later ben ik weer thuis. Ik val meteen terug in mijn rol van moeder en huisvrouw. Mijn dochter wil me iets vragen, de was ligt op me te wachten en er moet weer eten gekookt worden. Maar hoewel de dagelijkse beslommeringen mijn aandacht weer opeisen laat het gesprek me niet los. Waarom voel ik toch zoveel weerstand om echt openhartig te praten over die zware periode? Waarom kan ik mensen niet meer het vertrouwen geven wat de meesten verdienen? Zelf weet ik dat ik niet altijd zo ben geweest. Ik herinner het me, ik zie het terug in de naïeve openhartigheid van mijn kind. Heeft het diepgrijze mij dan zo veranderd?
Het diepgrijze. Sommige mensen zouden het zwarte bladzijden noemen maar voor mij was die periode niet zwart. Hoe donker het ook was er waren altijd dingen geweest die mijn dagen lichter hadden gekleurd. Ondanks de goede kanten is het toch een periode in mijn leven waar ik liever niet aan terug denk. Maar ik weet dat daar de oorzaak ligt. Als ik het wantrouwen en de angst wil leren beheersen ontkom ik er niet aan juist deze periode met mensen te delen. Ik neem een besluit. Of het wijs is of juist heel dom weet ik niet maar ik ga mijn verhaal opschrijven.
Ik ga achter de pc zitten en open een nieuw document. Het grote witte vlak beangstigt me. Het lijkt me te vragen of dit is wat ik echt wil. Of ik weet waar ik aan begin. Of ik het wel kan. Of ik het wel durf. Vastberaden leg ik mijn vingers op de toetsen en begin te typen. Het gaat moeizaam. De zinnen die ik in mijn hoofd heb moeten zich een weg banen door een mijnenveld van negatieve emoties. De woorden die ik nodig heb om de zinnen te vormen zitten verscholen in een dikke mist van verstikkend verdriet. Meerdere keren geef ik de moed op en sluit het document af. “Wilt u de wijzigingen in het document opslaan?” vraagt de pc iedere keer haast treiterend en hoewel elke vezel in mijn lijf zich verzet druk ik op “ja”. Even later open ik het document weer, lees het terug en snap zelf nauwelijks wat ik vlak hiervoor heb geschreven. Steeds weer dwing ik mezelf dit te doen. Het zwijgen heeft lang genoeg geduurd. Ik wil de gracht die ik om mezelf heen gegraven heb dempen. Ik wil een bres in mijn muur slaan. Ik wil het diepgrijze inzichtelijk maken
Mijn verhaal begint bij mijn zwangerschap. Al van kinds af wist ik dat ik moeder wilde worden. Toen ik zwanger bleek te zijn was ik dan ook zielsgelukkig. We gingen een kindje krijgen! Maar al na een paar weken voelde ik me helemaal niet meer zo gelukkig. Volgens de mensen waar ik erover sprak was dat heel normaal. Volgens de een had iedereen angsten tijdens een zwangerschap. Volgens een ander was het opzien tegen de bevalling. En volgens weer iemand anders ging dat vanzelf wel over als ik mijn kindje in mijn armen hield. Ik keek dan ook met smart uit naar de bevalling. Toen mijn kindje op de uitgerekende datum nog geen aanstalten maakte om geboren te worden raakte ik zo overstuur en in paniek dat er werd besloten de bevalling in te leiden. Het was geen prettige bevalling. Alles wat er volgens de boekjes zou kunnen gebeuren, gebeurde ook en de pijn was ondraaglijk. Wat was ik gelukkig toen er een gynaecoloog langskwam die medelijden had en me pijnstilling gaf. Er zat amper 2 uur tussen het aanbrengen van het infuus en de geboorte van onze dochter. Ik weet nog hoe ik naar haar lag te kijken, wetende dat ik blij moest zijn met een gezonde dochter maar alleen maar dacht: “Mijn God, wat ben ik blij dat het eruit is.”
Een paar dagen kraambed houden deed me goed. Ik begon zelfs te geloven dat alle nare, zwarte gedachten als sneeuw voor de zon waren verdwenen. Ik was erg blij met ons meisje en barstte van trots als er kraamvisite kwam om haar te bewonderen. Ja, ik dacht gelukkig te zijn. Toen ging de kraamhulp weg.
De eerste dagen na haar vertrek gingen nog redelijk. Ik had wat moeite met het vinden van een prettig ritme en was ’s avonds als manlief thuis kwam dan ook doodop. Volgens mensen die al moeder waren was het een heel normaal verschijnsel. Je moet nog zoveel dingen verwerken, je moet je zelfvertrouwen nog opbouwen, je moet gewoon nog een manier vinden om je leven in te richten. Helaas wilden al deze dingen niet erg vlotten. Ik begon me wat neerslachtiger te voelen en twijfelde aan alles wat ik deed. Gelukkig hadden we een voorbeeldig dochtertje dat geen moeilijke baby bleek te zijn. Ze huilde maar af en toe eventjes. Dat huilen ging mij door merg en been. Ik kon het niet aanhoren. Dus zodra ons meisje ook maar aanstalten maakte om te gaan huilen deed ik al het mogelijke het te stoppen. Ik voedde haar, verschoonde luiers, masseerde haar buikje, alles om maar te zorgen dat ze niet ging huilen. Wist ik veel dat een baby daar overprikkeld van kon raken. Ik had nog nooit eerder een kindje gehad. Hoe harder ik probeerde haar niet te laten gaan huilen, hoe meer zij juist ging huilen. Het ging van kwaad tot erger. We zaten vast in een vicieuze cirkel.
Ik vroeg voorzichtig om hulp, maar weer vertelde iedereen mij dat het vanzelf beter zou gaan. Als ik maar eenmaal mijn draai had gevonden zou ik me vanzelf weer beter gaan voelen. Ik begon te denken dat het aan mij lag. Ik deed het vast helemaal fout. Ik was vast een heel slechte moeder die haar kind niet kon geven wat ze nodig had. Ik moest wel een slecht persoon zijn als ik mijn kind niet kon troosten. Ik kon de afkeuring in de mensen om ons heen gewoon voelen. Ik wist dat ze hetzelfde dachten als ik. Ik was zwak, ik kon het moederschap niet aan, ik kon dat kind maar niet laten ophouden met huilen dus er moest wel iets mis met me zijn. Tot de dag dat ik mijn dochtertje oppakte van het aankleedkussen en zij weer aanstalten maakte te gaan huilen. Ik weet nog dat ik dacht: : Als ik je nu loslaat val je zo hard dat je niet meer kunt huilen.”Ik schrok me kapot. Dacht ik dit echt? Ik legde het meisje in haar bed, greep de telefoon, belde mijn man dat hij direct thuis moest komen en zakte op de grond in elkaar. Ik kon alleen nog maar huilen en gillen. Ik had erover gedacht mijn kindje dood te maken. Ik had het serieus bedacht. Ik was een brok ellende.
Dezelfde dag nog werd ik opgenomen op de PAAZ-afdeling van het ziekenhuis. Een postpartumpsychose was de diagnose. Ik kreeg medicatie die een sluier legde over mijn gevoelens. Och, wat was ik blij. Eindelijk kreeg ik rust. Voor het eerst sinds de bevalling kon ik rustig slapen. En dat deed ik dan ook. Een week lang deed ik bijna niets anders. Toen begon het gemis van mijn dochter aan me te vreten. Ik kreeg te horen dat dat een goed teken was. Ik was begonnen met herstellen.
Na een periode die wel een eeuwigheid leek te duren mocht ik naar huis. Ik kreeg hulp thuis en kreeg wekelijks een maatschappelijk werkster op bezoek. Langzamerhand begon ik me meer en meer als mezelf te voelen. De diepgrijze gevoelens van de depressie verdwenen naar de achtergrond en na enkele maanden werd ik genezen verklaard. Mijn leven had weer vorm en inhoud gekregen. Maar nu, na al die jaren weet ik dat de depressie nooit helemaal is verdwenen. Hij is me blijven achtervolgen als een diepgrijze wolk van negativiteit die wacht op mijn zwakke momenten om weer te naderen en toe te slaan.
Ik heb mijn verhaal geschreven en besloten het voor te lezen aan de mensen die mij dierbaar zijn. De meesten weten dat ik een postnatale depressie heb gehad, maar geen van allen kennen ze het echte verhaal. Geen van allen weet in wat voor slecht persoon deze depressie mij heeft verandert. Niemand weet hoe bang ik ben dat de diepgrijze wolk me weer bij de kladden krijgt. Het is tijd mijn grootste angst aan te gaan en het oordeel over mij uit handen te geven. Veroordelen kunnen ze me toch niet meer. Dat heb ik zelf 10 jaar terug al gedaan. Ik schraap mijn keel en begin te lezen. Ik lees zonder op te kijken. Ik wil me niet laten afleiden. Na de laatste zin pak ik een aansteker en verbrand de brief. Terwijl het papier tot as vergaat voel ik de last die al die jaren op mijn schouders lag lichter worden. Ik voel me gesterkt en voordat ik opkijk weet ik dat het niet meer uitmaakt wat de anderen van mijn verhaal vinden. Na tien jaar heb ik eindelijk mezelf vergeven.