Het is de dag voor kerst eind van de middag. Ondanks dat
de kortste dag al is geweest is het al erg donker. Het licht van de straatlantarens
schittert door de regendruppels. De wind laat mijn lange wintermantel opwaaien waardoor
ik ook onder mijn jas nat wordt. Het is echt Hollands kerstweer.
Terwijl ik met een hand mijn jas op zijn plek probeer te
houden balanceer ik in mijn andere hand een grote doos van een exclusieve delicatessenzaak
in de binnenstad met daarop een telefoon met maps open. Ik heb een beetje spijt
van mijn elegante glitterjurk met bijpassende pumps. Hoewel het me geweldig
staat is het op dit moment verre van praktisch of elegant hoe ik me voortbeweeg
door de donkere kleine straatjes waar de navigatie me doorheen probeert te
loodsen.
Ik schiet een portiek in om even te kijken of ik nog
steeds in de juiste richting loop. Zo te zien ben ik al in de juiste straat en
moet ik alleen het goede huis nog vinden.
Een paar tellen later sta ik voor een imposante deur.
Het is zo’n heel hoge, brede, rijkelijk versierde houten deur. Een deur die
hoort bij een imponerend grote stadsvilla die tegenwoordig is opgedeeld in
meerdere appartementen of kantoren. Maar bij deze voordeur zit maar een bel.
Dat maakt de deur nog imposanter. Wat voor chique bedoening zal het wel niet
zijn achter al dat houtsnijwerk? Ben ik niet hopeloos underdressed in mijn
simpele Zara-jurkje?
Ik zal het maar toegeven, ik ben dood nerveus. Deze
avond ga ik voor het eerst de familie van mijn partner ontmoeten.
Ik had ze graag eerder ontmoet maar de vader van Buizerd
werkt voor de diplomatische dienst in Kuala Lumpur. Hij woont dus met zijn
vrouw het grootste deel van het jaar in Maleisië. Hoewel de band tussen Buizerd
en zijn ouders hecht en warm is, zien ze elkaar hierdoor sporadisch. De kennismaking
met ouders was dus niet eerder mogelijk. Deze kerst is de eerste keer in lange
tijd dat ze in Nederland zijn.
En ik wist zeer zeker wel dat de ouders van Buizerd als
Diplomaten echtpaar goed in de slappe was zouden zitten maar zo rijk als deze
voordeur deed vermoeden had ik niet verwacht. Zullen ze me wel goed genoeg vinden voor hun enige zoon?
Wanneer ik op de bel druk doe ik een schietgebedje dat
Buizerd en zijn ouders al zijn gearriveerd maar aangezien de hele vlucht al een
groot drama van niet aansluitende en vertraagde vluchten was zal het een wonder
zijn als ze al op Schiphol zijn aangekomen.
Maar een mens mag altijd hopen, toch?
In de verte hoor ik de bel overgaan. Het geluid doet
vermoeden dat het huis inderdaad zo immens is als de deur doet vermoeden.
Na wat een eeuwigheid wachten lijkt wordt de deur open
gedaan door een meest merkwaardig en onwelriekend mannetje. Ik besef dat mijn
eerste reactie er een van weerzin is. Iets wat ik niet van mezelf had verwacht.
Ik ga er juist prat op dat ik een open en eerlijke blik op mijn medemens heb,
een blik zonder oordelen.
Het terug deinzen van het aanzien en de walm geeft weinig
blijk vaneen frisse, open blik tijdens een eerste kennismaking. Ik schaam me
voor mijn eigen reactie en spreek mezelf streng toe dat dit gewoon een mens is.
Weliswaar een smerig, stinkend, in vodden gekleed mens maar nog altijd een
volwaardig mens. Maar de aanblik van deze stinkende, verwaarloosde, besmeurde
persoon in de deuropening van dit grootse gebouw is zo onverwacht dat ik even
van mijn stuk ben.
De man zelf lijkt mijn reactie niet op te merken. Hij laat
zijn blik taxerend over me glijden en verwelkomt me vervolgens.
Ik stap een enorme hal binnen en trek mijn doorweekte
jas uit. De man wijst op een garderobe en zegt me daar mijn jas neer te hangen
en hem daarna te volgen. Het gebouw heeft van binnen evenveel allure en luster
als je aan de buitenkant verwacht. We komen bij een ruimte gevuld met
mensen.
Het is een bijzondere verzameling mensen. Ik geloof dat
ik nog niet eerder zo’n divers gezelschap heb gezien. Als er een naam is voor
een groep paradijsvogels is dat hetgeen wat het gezelschap het beste
omschrijft. Het zijn stuk voor stuk kleurrijke mensen. Vrije geesten,
excentriekelingen, introverte muurbloemen in prachtige kleuren, extraverten die
van zichzelf al zo kleurrijk zijn dat ze zich in zwart hullen. Maar er lijkt
iets anders te zijn wat deze mensen verbindt, ik weet alleen nog niet wat.
Het mannetje wenkt me en wijst naar een vrouw in een
glanzende galajurk. “U moet zich even bij die dame melden. Zij zal u vertellen
wat er van u wordt verwacht.”
Wat er van mij wordt verwacht? Wat bedoelt hij daar mee?
Maar voor ik het kan vragen loopt de man in flink tempo een gang in en
verdwijnt uit zicht.
Even overdenk ik of ik er van door zal gaan maar dan
besluit ik dat ik mij niet wil laten kennen. Ik zet mijn dappere gezicht op en
loop op de dame in de glanzende jurk af. Wanneer ze me in het vizier krijgt
spreidt ze haar armen en roept: “Ah daar ben je , lieverd. Buizerd zei al dat
je hier zelfstandig naar toe zou komen. Ik zei nog, dat kan je dat arme kind
toch niet aandoen maar volgens hem was het overmacht en kon het niet anders.
Nou, volgens mij is het altijd nog een keus maar ja, hij zal die opudjes van m
ook niet willen laten staan. Al denk ik dat Ome Aad en tante Clo zich huis wel
zullen redden met een taxi maar ja, dat vond ie toch een wat koude ontvangst
voor z’n ouwelui.? En dan daarbij, ik was toch in De Drup? Ik kon jou toch wel
opvangen, En dan zou ik de familie
primeur hebben en je eerder ontmoeten dan ome Aad en tante Clo. Nou ja, daar
kan je toch geen ‘nee’ tegen zeggen? Sowieso kan je toch geen ‘nee’ zeggen
tegen dat lieve koppie van die lieve Buizerd. Of wel dan? Lieverd ik ben Agaath,
dochter van Buizerd zijn tante Mar, nichtje van Buizerd dus. Ik zal je dit
liefdadigheidsdiner doorloodsen.”
Overdonderd door de volgende smoorknuffel stel ik
verbaasd vast dat ze niet eens buiten adem is na de woordenstroom. Dan dringt
het plots door dat ze sprak over een liefdadigheidsdiner. Waar heeft ze het
over? Welk liefdadigheidsdiner? Nog voor ik een vraag heb kunnen stellen roept
Agaath al: ”Ojee, heeft Buizerd niets verteld over onze jaarlijkse actie ‘ Kerst in De Drup?”
Ik schudt mijn hoofd. Agaath neemt me bij de arm en
zegt: ”Geeft niks. Het is een beetje een vuurdoop maar ik zal zorgen dat je
hier goed doorheen komt. Buizerd zegt dat je een goed hart hebt en altijd het
goede mensen wil zien dus dat maakt je geknipt voor dit diner. Loop maar gewoon
met me mee, doe wat je hart je in geeft en ontspan. Alles komt goed.”
We zijn aangekomen bij een enorme ruimte die vol staat
met tafels waarop kleding in alle soorten en maten ligt. Agaath trekt me achter
een tafel en roept: “Laat de eersten maar komen.”
Er wordt een groep mensen binnen gelaten. Allemaal nat
geregend, vies smoezelig en hoogstwaarschijnlijk dakloos. Schuchter lopen ze
naar de tafels toe. Agaath knoopt een gesprekje met iemand aan en zoekt samen
met deze persoon een set kleding uit, pakt van een rek een winterjas, uit een
schappenkast een doos met stevige schoenen. Al snel wordt me duidelijk dat er
niet alleen nieuwe kleding wordt uitgedeeld maar dat er ook kan worden
gedoucht. Men kan zelfs naar de kapper.
In het begin sta ik nog wat onwennig naast Agaath maar
al snel neemt mijn interesse in mensen het over. Ik help mensen met het
uitzoeken van kleding, zoek de juiste maat schoenen voor ze op, lees zelfs een
kerstkaart aan iemand voor en vergeet dat ik te maken heb met de zogenaamde
zelfkant van de samenleving. De mensen die niet gezien en gehoord worden,
geweerd zelfs. Voor mij is de barrière weggevallen. Ik kan ze weer zien voor wat ze zijn. Mensen als ieder ander, niet meer of minder,
alleen met wat meer pech.
De tijd vliegt voorbij. Wanneer elk mens is voorzien van
een frisse outfit worden we meegenomen naar een eetzaal. Agaath duwt een grote
kar vol dampende schalen naar me toe. “”Tijd om te vliegen vogeltje! Deze is
voor jou tafel die daar staat. Eet smakelijk.”
Ik plaats de schalen op de aangewezen tafel en ga
zitten. We zitten in kleine groepjes aan ronde tafels waardoor er veel contact
is. Al snel is de sfeer gezellig en gemoedelijk. Hoewel de gesprekken af en toe
persoonlijk en zwaar zijn, geniet ik volop. Dit is waar kerst om draait. Samen
zijn, contact en oprechte interesse.
Plots voel ik een tikje op mijn schouder en hoor een
bekende stem die plagerig zegt: “Ben ik te min voor jouw aandacht?” Buizerd!
Eindelijk is hij er. Ik schiet overeind om hem flink te omhelzen. Na een heel
flinke knuffel en een stevige kus draait hij me naar een man die een oudere
versie van hemzelf kon zijn. Dat was ik in alle drukte en gezelligheid
vergeten, ik zou worden voorgesteld aan Buizerds ouders. Ik krijg spontaan weer
de bibbers. De man zal vast denken dat ik geen greintje fatsoen heb met mijn
geflikflooi met zijn zoon. Maar nog voor ik zijn uitgestoken hand kan beantwoorden,
mijn excuses kan maken of mijn naam noemen hoor ik de sopraan van Agaath, “Ome
Aad! Dit is een goeie hoor. Ze kwam van de regen in De Drup en hield zich niet
alleen staande, ze werkte zich ook nog eens een slag in de rondte. Als Buizerd
d’r niet meer wil neem ik ‘r wel.”
De lachbui die deze opmerking veroorzaakt laat al mijn
spanning en zenuwen als sneeuw voor de zon verdwijnen. Enigszins onzeker zal ik
altijd wel blijven maar als ik me tijdens een onverwacht liefdadigheidsdiner
kan slaan kan het ontmoeten van schoonouders alleen maar meevallen. Vol
vertrouwen steek ik mijn hand uit en zeg: “Hallo, ik ben Kimberly, de vriendin
van Buizerd. Fijn u eindelijk te kunnen ontmoeten.”