Het is chaos
om mij heen. Eén grote bende van licht en geluid. Sirenes gillen, mensen roepen
en ergens op de achtergrond hoor ik iemand huilen. Zwaailichten in alle kleuren
flitsen af en aan.
De auto waar
ik in zit ligt ondersteboven. Ik hang in de gordel tegen de deur aan. Ik voel
een vloeistof over mijn gezicht lopen. Mijn arm slaapt. Ik heb het gevoel dat
ik al minstens een half uur ik lig te wachten op wat gaat komen. Ik begin mijn
kalmte wel een beetje te verliezen.
Natuurlijk
weet ik best wel dat ik niet de enige ben die op hulp wacht. We zijn betrokken
bij een grote kettingbotsing. Er zullen ongetwijfeld veel meer gewonden zijn,
maar dat er nog niet eens even iemand is langsgekomen om te kijken hoe we er
aan toe zijn vind ik toch erg onprettig. Alsof ze ons autootje niet hebben zien
liggen achter die geschaarde vrachtwagen.
Plots moet
ik denken aan de auto die ik naar het kanaal zag schuiven. Is die auto ook
daadwerkelijk te water is geraakt? Zal de hulpverlening die dan wel zien? Zullen
die inzittenden ook het gevoel hebben dat ze niet worden gezien en dus niet
worden geholpen?
Naast mij
hoor ik een zucht. Ik draai mijn hoofd en zie mijn dochter hangen. Ze hangt
ondersteboven in haar gordel. Met driftige gebaren probeert haar haar uit haar
gezicht te vegen maar de zwaartekracht werkt haar ernstig tegen. Geërgerd
blaast ze naar een lok die haar neus kriebelt. Een rode vloeistof loopt over
haar wang. Het geheel ziet er zo ontzettend absurd uit. Voor ik het me
realiseer flap ik eruit: “Hang je lekker?”
Vol ongeloof
kijkt ze me aan. Dan beginnen we allebei onbedaarlijk te lachen. We kunnen niet
meer ophouden. Zelfs niet als de voorruit wordt verwijderd en mensen ons uit de
auto proberen te helpen.
Bij de
nabespreking prijzen de hulpverleners ons inlevingsvermogen. Nog nooit eerder
hadden ze lotus slachtoffers gehad die zo goed hysterie hadden laten zien.