De nacht dat ik geboren
werd was het duister. Er was geen enkel licht want het was nieuwe maan. Mijn
ouders zagen het als een teken aan de wand. Ze hadden zitten zinnen op een
betekenisvolle naam maar hadden geen definitieve keus kunnen maken. Toen ze de maanloze
hemel zagen wisten ze op slag wat mijn naam moest zijn, Luna. Met de keuze voor
die naam werd mijn lot bezegeld.
Hoewel het al even
geleden is, herinner ik het mij als de dag van gisteren. Het was de eerste
nieuwe maan na mijn vijftiende verjaardag toen hij voor het eerst tegen mij
sprak.
Ik zat op mijn kamer
huiswerk te maken. Omdat mijn broertje er nogal een handje van had ’s avonds
zijn muziek hard te zetten had ik een koptelefoon op waar mijn eigen favoriete
muziek uitklonk zodat ik mij goed kon concentreren. Gedachteloos zong ik de
teksten mee terwijl ik ondertussen een hoofdstuk aardrijkskunde probeerde te
lezen. Plots schrok ik op. Het leek wel of iemand mij riep. Snel deed ik mijn
koptelefoon af en luisterde of mijn moeder mij riep. Het bleef stil.
Waarschijnlijk had ik me het verbeeld. Ik probeerde me weer in mijn
aardrijkskundeboek te verdiepen maar het lukte niet meer me te concentreren.
Dan maar gaan slapen.
Ik ruimde mijn
schoolboeken op en liep naar de badkamer. Plots hoorde ik het weer. Een stem
die mijn naam noemde. Het was duidelijk niet mijn moeder. Haar stem hoorde ik
van beneden komen en deze stem had geklonken alsof hij van iemand kwam die vlak
achter me stond. Schichtig keek ik om me heen maar ik zag niemand. Het viel me
op dat het voor de rest op de bovenverdieping helemaal stil was. Er kwam zelfs
geen enkel geluid van mijn broertjes kamer. Dat was raar. Hij had altijd zijn
radio aan staan. Zelfs als ik midden in de nacht nar de badkamer liep hoorde ik
muziek uit zijn kamer komen. Hij zou toch geen geintje met mij uithalen?
Zachtjes liep ik naar
zijn kamerdeur. Ik stond even stil en luisterde aandachtig. Nee, er kwam echt
geen enkel geluid van de andere kant. Ik gooide de deur open en stapte zijn
kamer binnen. “Ha! Ik weet wat je doet!” Verschrikt en vooral heel erg slaperig
keek mijn broertje me aan. En in een oogopslag wist ik dat hij mij niet in de
maling had proberen te nemen. Hij was ziek. Dat verklaarde ook waarom de muziek
uit stond. Zo af en toe had mijn broertje knallende koppijn en kon hij geen
geluid verdragen.
Ik bood mijn excuses
aan en liep terug naar de badkamer. Ik pakte mijn tandenborstel, deed er wat
tandpasta op, stopte de borstel in mijn mond en keek in de spiegel. Van schrik
liet ik de tandenborstel vallen. Er stond iemand achter me! Snel draaide ik me
om. Niets. Er stond helemaal niemand. Ik was gek aan het worden. Ik wist het
zeker. Ik hoorde stemmen die er niet waren, ik zag mensen die er niet waren.
Geen twijfel mogelijk, ik draaide door.
Ik probeerde mezelf te
kalmeren en ging naar bed. Na lang woelen viel ik eindelijk in slaap. Midden in
de nacht werd ik met een schok wakker. Iemand riep me. Iemand in mijn kamer
sprak tegen me en maakte me wakker! Ik keek om me heen en zag hem. Met zijn
armen over elkaar tegen de muur geleund keek hij mij indringend aan. Zijn
dwingende blik maakte het mij onmogelijk iets te doen. Schreeuwen lukte niet.
Uit bed komen evenmin. Zijn wil had mijn fysieke vermogens onder controle.
Goedkeurend knikte hij. “Jij bent het. Jij gaat de belangrijkste persoon in
mijn leven worden. En ik in het jouwe.” Na deze woorden was hij verdwenen.
Onzichtbaar geworden in de donkere, maanloze nacht.
De volgende dag werd ik
doodziek wakker. En elke volgende dag verslechterde mijn gezondheid. Ik bleek
een ernstige, chronische bloedarmoede te hebben waardoor ik weinig energie had
en zeer bleek werd. Tegelijkertijd ontwikkelde ik een zogenaamde
‘vollemaansgezicht’ door een afwijkende hormoonspiegel. Ik zag er
verschrikkelijk uit. Ik voelde me verschrikkelijk. En er begonnen de meest
verschrikkelijke verhalen rond te gaan. Ik zou overdag zo moe zijn omdat ik ’s
nachts op pad was. Ik zou ’s nachts gezien zijn terwijl ik joelend en jankend
op ‘onschuldige, maagdelijke meisjes’ zou hebben gejaagd. Ik zou een vampier
zijn geworden en een gebrek aan vers bloed hebben. En omdat ik aangestuurd zou
worden door de volle maan zag ik eruit als een grote, oplichtende maan. En ik
was natuurlijk niet zomaar een maangestuurd, bloeddorstig wezen geworden. Ik
was zo geboren. Daarom hadden mijn ouders mij Luna genoemd, als eerbetoon aan
een heidens wezen waar ze mij aan hadden geofferd.
Deze verhalen waren
natuurlijk verre van waar en nergens anders op gebaseerd dan mijn onnatuurlijke
uiterlijk. En ze kwetsten mij. Hoe konden mensen dat van mij denken? Waarom
zouden ze zulke rare dingen over mij zeggen? Waarom meden mensen mij sinds ik
dat bleke vollemaansgezicht had? Zouden ze bang zijn dat het besmettelijk zou
zijn? Ik voelde mij een paria. Maar uiteindelijk went alles. Het interesseerde
me steeds minder wat andere mensen van mij zeiden. Want elke maanloze nacht
kwam hij bij me. Hij keek hele nachten naar me. Door zijn blik alleen al voelde
ik me mooi. En daar kwamen dan nog zijn vleiende woorden bij. Hij liet me
waarlijk geloven dat ik het meest mooie levende wezen op aarde was. Hij was een
geboren charmeur. En hij had gelijk gekregen. Hij was de meest belangrijke
persoon in mijn leven geworden. Toen ik hem dat vertelde keek hij me met een
trieste blik aan. “Ik geloof je niet.”, was alles wat hij zei.
De volgende nieuwe
manen bleef hij weg. Ik was intens verdrietig. Wat deed ik fout? Waarom
geloofde hij mij niet? Na drie maanden schreeuwde ik in pure wanhoop uit: ”Hoe
kan ik laten zien dat je de belangrijkste persoon in mijn leven bent? Ik wil
niet nog langer zonder je. Vertel me wat ik moet doen. Wanneer geloof je mij?”
Die nacht droomde ik
over hem. Toen ik wakker werd was ik kotsmisselijk, nat van het zweet en vol
walging. Wat hij van mij vroeg was afschuwelijk. Wat hij wilde was ondenkbaar.
De voorwaarden voor zijn liefde tartten elk voorstellingsvermogen. Maar het
meest verschrikkelijke was nog wel dat ik wist dat ik al zijn eisen een voor
een zou uitvoeren. Ik wilde liever mezelf nooit meer in de spiegel aan kunnenkijken
dan hem verliezen. En dat was de meest afschuwelijke gedachte die ik ooit had
gehad.
De jaren die volgden
was ik geen enkel nieuwe maan-nacht meer thuis. .Mijn ouders waren alle grip op
mij kwijt. En ik alle grip op de realiteit. Ik zwierf op straat. Ik zoop, ik
spoot en ik slikte alles wat me werd aangeboden. Want dat was wat hij mij had
opgedragen. Ik stal, ik loog, ik bedroog, want dat was wat hij van mij
verlangde. Ik had seks met elke persoon die dat met mij wilde omdat hij me had
gevraagd geen seks te weigeren. Eigenwaarde had ik niet meer. Alles wat ik deed
was om zijn wensen en verlangens te vervullen. Ik ging heel ver in mijn
behoefte hem te behagen.
Ik ging zelfs elke
nieuwe maan op jacht naar meisjes met
blozende appelwangetjes. Hij verafschuwde de gezondheid die dat soort meisjes
uitstraalden en eiste van mij dat ik er elke nieuwe maan een aan hem offerde.
Ik mocht ze niet zomaar vermoorden. Nee, ze moesten ritueel geofferd worden.
Dus met veel seks, bloed en wreedheid.
De eersten vervulden
mij met afschuw. Bij de vierde of vijfde merkte ik dat het geweld en de
gruwelijkheden mij hadden afgestompt, hun leed raakte mij niet meer. Het zal
bij de zeventiende zijn geweest dat ik plots weer iets voelde bij het uitvoeren
van zijn wrede opdrachten. Een soort opwinding. Een vervulling van een
behoefte. Het gaf mij voldoening het onbenullige kind te kwetsen. De pijn die
de martelingen haar deden schonken mij genot. En het moment dat ze eindelijk
stierf bracht mij in extase. Ik had mij nog nooit eerder zo machtig, zo sterk
en zo prachtig gevoeld. Ik was onoverwinnelijk. Ik was een godin! En ik wist
dat dit het bewijs was dat ik niet zonder hem kon. Ik had hem nodig om dit deel
van mijn ziel te zien. Ik had hem nodig om mijn duistere kant te erkennen. Ik
had hem nodig om mijn ware ik te ontwikkelen. Plots wist ik waarom hij de
belangrijkste persoon in mijn leven was. Hij had mij gezien voor wie ik
waarlijk was.
Met dit besef kwam ook
de nieuwsgierigheid wat ik hem dan te bieden had. Had hij het geweld wat ik hem
verschafte nodig? Waren het de offers die hem voldoening schonken? Of was er
een andere reden dat ik de belangrijkste persoon in zijn leven zou worden?
Nog vele maanden liet
hij mij in het ongewisse. Maanden waarin ik verder en verder van een aanvaardbaar
leven geraakte. Ik maakte mij meer en meer los van het meisje wat ik ooit was
geweest. Ik verbrak het contact met mijn familie. Ik vertrok uit de stad waar ik was
opgegroeid. Ik leefde mijn goddeloze bestaan tussen de andere door god en mensheid
verlaten wezens. Alles voor hem.
Veel mensen zijn bang
voor de wezens van de volle maan. Zij vrezen de verhalen over weerwolven en
vampiers. Ik weet dat er groter gevaar schuilt in de maanloze nachten. Het
draagt het duister in zich, net als ik. Morgen is het nieuwe maan. Morgen zal
ik mijn belangrijkste taak vervullen. Morgennacht zal ik het leven schenken aan
hem. Mijn zoon, mijn eigen demon, het ultieme kwaad. De afwezigheid van het
licht.
bedankt, dat wordt een slapeloze nacht ;-)
BeantwoordenVerwijderenIs het al weer nieuwe maan?
Verwijderenmorgenochtend mijn afgewezen verhaal
Verwijderenmorgenochtend mijn afgewezen verhaal
Verwijderen