Met stevige passen loop
ik over de witte vlakte. De verse sneeuw knerpt onder mijn snowboots. Hoewel
het een hele uitgave was ben ik blij dat ik ze niet heb laten staan. Nu kan ik ondanks
de hevige sneeuwval van de afgelopen dagen gewoon mijn dagelijkse wandeling
maken.
Een wandeling over het
uitgestrekte terrein van de instelling is een vast onderdeel van mijn dagritme.
Het is mijn enige kans even helemaal alleen te zijn. De enige mogelijkheid me
vrij en onbespied te wanen. Het enige moment waarop ik mezelf kan zijn. De rest
van de dag speel ik mijn rol. De rol van het
timide, door het leven beschadigde en gekwelde meisje. Ik speel mijn rol goed. Niemand
vermoedt dat ik helemaal geen meelijwekkend kind ben. Dat ik volledige controle
heb over mijzelf en mijn leven.
De haren in mijn nek
waarschuwen me dat ik bekeken word. Ik voel meer dan dat ik weet dat het zo is.
Ik bedwing mijn neiging om te kijken. Ik moet in mijn rol blijven tot ik uit zicht ben. Zodra ik tussen de bomen
ben, stap ik het pad af de bosschage in.
Niemand kan me nu nog zien, weet ik uit eerdere ervaringen. Ik kan dus rustig
kijken wie er zoveel interesse in me heeft.
Er staan twee vrouwen
in verpleegsterskleding te roken op het terras. De een staat te praten terwijl
de ander haar blik in de rondte laat dwalen. Ik focus en zie dat degene die
rondkijkt Vanessa is. Plots kijkt ze recht
naar de bosschage waar ik sta. Er vliegt een kleur op mijn gezicht. Ik voel me betrapt
en wil wegrennen. Dan bedenk ik me dat ze me helemaal niet het kan zien en voel
opluchting door mijn lijf trekken. Het leidt geen twijfel dat dit degene is die
mij net in de gaten hield. En het verbaast me niet. Hoewel ze het probeert te
verbergen heb ik al vaker gemerkt dat Vanessa een ongezonde interesse in mij
heeft. Ik voel een onaangenaam gevoel opkomen. Ze zal het toch niet weten?
Ik steek mijn handen in
mijn zakken. Daar vinden ze de steentjes die ik tijdens mijn wandelingen heb
verzameld. Mijn vingers omklemmen de steentjes, voelen hun ruwheid, hun kilte
en langzaam voel ik dat ik de onrust die me net overviel de baas word.
Voorzichtig verlaat ik
de bosschage en vervolg mijn weg. Ik loop stevig door. De cadans van mijn pas
werkt hypnotiserend en brengt mij in trance. Het helpt me na te denken over de
vrouw op het terras. Vanessa’s belangstelling voor mij is erg onprettig maar
niet verontrustend. Het is zelfs goed te verklaren. Vanessa is meerdere keren
mee geweest als ik bij mijn vader op bezoek ga in het verzorgingshuis. Ze is ook
de verpleegkundige die sinds een paar weken mijn wonden en littekens verzorgt.
Wat was ze geschrokken toen ze de eerste keer mijn lijf zag. Professioneel als
ze was had ze haar walging proberen te verbergen, maar ik had het gezien en er
van genoten. Ik vond het heerlijk dat mijn lijf zoveel afkeer opriep. De
littekens waren een onverwacht bijkomend voordeel van het gebeurde.
Een koude rilling haalt
me uit mijn overpeinzingen. In de lucht pakken loodgrijze wolken met de belofte
van meer sneeuw zich samen. Ik verhoog mijn tempo. Ik voel er weinig voor om
tijdens een flinke sneeuwbui nog buiten te lopen. Ik haast me over het smalle,
dichtbegroeide paadje. In mijn haast voor de bui binnen te zijn let ik even
niet goed op en een tak zwiept in mijn gezicht. De tik komt zo hard aan dat ik
val. Geschrokken blijf ik met gesloten ogen even liggen. Wanneer ik mijn ogen
open zie ik druppels bloed neerkomen. Gefascineerd kijk ik hoe de bloedrode
druppels afsteken bij het intens witte van de sneeuw. Er komt een herinnering
in me op. Ik heb dit contrast al eens eerder gezien. Ook toen fascineerde de
tegenstelling tussen de warme bloedrode spetters en de koude witte sneeuw me.
Ik kon mijn ogen er niet vanaf houden. Ik was er zo door geobsedeerd dat ik
helemaal vergat mijzelf in veiligheid te brengen.
De magie van het moment
wordt doorbroken door een stem die mijn naam roept. Ik herken de stem als die
van Vanessa. Wat doet zij hier in het bos? Is ze me gevolgd? Na een kleine
aarzeling roep ik terug: ”Hier! Hier ben ik!” En al snel hoor ik haar rennende
voetstappen. Licht hijgend blijft ze bij me staan. Dan pas merk ik dat ik nog
steeds in de sneeuw zit. Ik krabbel overeind en stamel: ”Ik was gevallen en nu
bloed ik.” Vanessa rommelt in haar zakken en haalt er een pakje tissues uit.
“Houd er maar eentje tegen de wond. Wanneer we in het tehuis zijn zal ik kijken wat we er
aan kunnen doen. Maar we moeten nu echt naar het tehuis.” Ik kijk haar aan en
bedenk me dat ik nog steeds niet weet waarom ze me achtervolgd is. Alsof ze mijn gedachten kan lezen zegt ze: “Er
heeft iemand van het verzorgingshuis waar je vader ligt, gebeld. Het was
dringend dus heb ik besloten je achterna te lopen.”
Allerlei gedachten
schoten door mijn hoofd. Waarom was er gebeld? Gaat het over mijn achttiende
verjaardag die binnenkort is? Was er iets in zijn toestand veranderd misschien?
Hij zal toch niet zijn overleden? O alsjeblieft, laat hem niet zijn overleden.
Dat verdient hij nog niet. Dat zou alles in de war schoppen.
Zwijgend lopen we door
het bos terug naar het tehuis. Het is weer gaan sneeuwen en langzaam verdwijnen
de voetstappen die ik heb achtergelaten onder een dun laagje. Over al mijn sporen wordt een witte
deken gelegd. Moeder Natuurs eigen mantel der liefde. Net als mama dat altijd
deed met de gevolgen van vaders beslissing. Maar ik ben minder
vergevingsgezind. Hij moet boete doen voor dat wat hij heeft veroorzaakt. Zijn
straf is bijna compleet. Nog drie dagen. Dan zal mijn wraak compleet zijn. Als hij er maar
niet voor die tijd tussen uitknijpt.
Ik voel paniek opkomen.
Ik steek mijn handen diep in mijn zakken. Daar vinden ze de geruststellende
koelte van de steentjes. Mijn gedachten gaan terug naar die fijne dag, vandaag
precies twee jaar geleden. Mijn moeder was een paar weken eerder overleden na
een lijdensweg van twee jaar en drie dagen. En al die tijd was ik getuige van
haar pijn en verdriet. Al direct na de diagnose had moeder aangegeven niet
verder te willen leven. Ze zag euthanasie als enige optie. Maar vader was
faliekant tegen. Ze mocht niet zomaar sterven. Ze behoorde hem toe en mocht hem
niet in de steek laten. En ik kon toekijken hoe mijn moeder wegteerde. Hoe de ziekte haar haar
menselijkheid ontnam. Hoe mijn moeder de strijd al had verloren voor ze er aan
kon beginnen.
Na haar dood raakte ik
er meer en meer van overtuigd dat mijn vader moest boeten voor wat hij haar had
aangedaan. En op een dag als deze sloeg ik hem bij het kampvuur wat hij gemaakt
had in het bos, zijn hersens in met een grote tak. Grote druppels rood vielen
in de sneeuw. Ik was zo gebiologeerd door dat contrast dat ik niet zag dat mijn vader met een hand in het
kampvuur was gevallen. Pas toen de gasaansteker die hij vast had explodeerde en
ik zelf vlam vatte, kon ik mijn blik losrukken van dat prachtige schouwspel.
In het
brandwondencentrum kwam er een ernstig kijkende vrouw aan mijn bed. Het speet
haar heel erg dat ze me moest vertellen dat mijn vader in zorgwekkende toestand
op de I.C. lag. Even was ik hevig teleurgesteld dat hij niet dood was. Maar
toen vertelde ze me dat hij, hoewel hij in een diepe coma lag, volop
hersenactiviteit had en naar alle waarschijnlijkheid ondraaglijk leed. Het leek
de artsen beter alle ondersteunende apparatuur uit te schakelen.
Wat een buitenkans! Nu
had ik alle macht in handen. Nu mocht ik beslissen over leven en dood, over
lijden en verlossen. En meteen wist ik dat hij moest lijden. Net zo lang als
hij mijn moeder had laten lijden. Ik vertelde de ernstig kijkende vrouw dus dat
mijn vader pertinent tegen elke manier van levensbeƫindiging was en dat ik dus
geen toestemming kon geven de apparatuur uit te schakelen.
Over drie dagen was het
zover. Dan zaten zijn twee jaar en drie dagen erop. Ik zal zijn artsen
eindelijk de door hun zo gewilde toestemming geven. Ik zal genadevol zijn hand
vast houden en hem zijn gruweldaad vergeven zodat hij vredig kan sterven.
Een scherpe pijn haalt
mij ruw terug naar het hier en nu. De pijn trekt mijn hele lijf door en laat me
stuiptrekken. Nee! Nee! Niet nu. Niet zo vlak voor de voltooiing van mijn
wraak! Een wanhoopskreet ontsnapt me en dan val ik neer.
Tevreden kijkt Vanessa
naar mijn doodsstrijd. Ze steekt haar hand met de injectienaald in haar zak en
loopt door de sneeuw naar tehuis. Ze heeft haar goede werk weer verricht. Het
is tijd om verder te trekken en een nieuwe goede zaak te vinden. Een ander arm
kind verlossen van het lijden en het verdriet van een oneerlijk leven.
Wow, heftig verhaal, het einde zag ik echt niet aankomen! Goed geschreven.
BeantwoordenVerwijderenDankjewel Mariska. Blij dat je er van genoten hebt.
VerwijderenKwam hier bij toeval terecht. Wat een mooi plot heb je verzonnen! Je legt veel liefde in dit verhaal, dat is duidelijk te merken!
BeantwoordenVerwijderenWelkom! Dit is zo'n verhaal wat zichzelf vertelde tijdens het typen want van te voren had ik een andere wending in gedachten.
VerwijderenDankjewel voor de mooie woorden!
Zo, dat is heftig!
BeantwoordenVerwijderenmaar even rustig bijkomen?
Verwijderenin een adem uitgelezen [dus kom nu een beetje zuurstof tekort]
BeantwoordenVerwijderenJeetje,hopelijk heb je je ademhaling weer een beetje onder controle!
Verwijderenja hoor de ademhaling is weer onder controle, maar de verrassende verhaallijn bibbert nog een beetje na
VerwijderenDat is juist goed. Missie geslaagd ;-)
VerwijderenJe schrijft goed, maar dat weet ik al sinds Het Keerpunt.
BeantwoordenVerwijderenWat goed geschreven zeg. Dikke pluim!
BeantwoordenVerwijderenKende deze nog niet... goed verhaal hoor.
BeantwoordenVerwijderen