vrijdag 21 februari 2020

In gevecht


Mijke voelt de handen nog voor ze ziet aankomen. Ze pakken haar stevig vast. Paniek laait in haar op. Ze schreeuwt. “laat me los! Laat me los. Ik wil hier weg. Laat me gaan!”
Haar schreeuwen heeft geen effect. De handen laten haar niet los. Mijke probeert zich los te wurmen. Ze draait, ze schopt, ze probeert te slaan, maar niets heeft effect. In de verte hoort ze een stem die haar probeert te bereiken maar ze verzet zich hevig tegen de woorden vol vergif.
Ze probeert bij bewustzijn te blijven maar voelt dat ze de strijd begint te verliezen. Langzaam zakt ze weg in de duistere afgrond die haar gretig opslokt.


Wanneer Mijke wakker wordt heeft ze een onheilspellend gevoel. Het voelt alsof ze in een groot gevaar is. Ze probeert overeind te komen maar merkt dat haar armen vastgebonden zitten aan het bed waar ze op ligt. ze heeft het gevoel dat ze wordt bekeken. Voorzichtig draait ze haar hoofd en kijkt recht in een paar vuurspugende ogen. Ze begint te gillen.
Al snel hoort ze een deur open gaan. In de verte hoort ze de stem die haar op zachte toon tot rust maant. Dan voelt ze de handen weer. Dit keer komt de duisternis hard en snel.


Het is gelukt! Na heel lang observeren en proberen is het Mijke gelukt te ontsnappen. Ze rent en rent. Ze rent langs bomen, een rivier, bospaden en snelwegen. Maar hoe hard ze ook rent, waar ze ook allemaal langs komt ze heeft het gevoel dat ze geen stap van het gevaar vandaan komt.
Ze blijft de hete adem in haar nek voelen. De vuurspugende ogen blijven naar haar loeren en ze blijft de druk van de handen voelen. Ze rent en rent, maar de duisternis weet haar toch weer te achterhalen.


Moe is ze. Moe van het vechten, van het wegrennen en van het steeds opnieuw wegzakken in duisternis. Langzamerhand verzet Mijke zich steeds minder tegen de zachte stem in de verte. De afstand tussen haar en de stem wordt kleiner. Ze hoort de stem zeggen dat ze veilig is, dat ze niet bang hoeft te zijn en ze gelooft dat het waar is.


Mijke doet haar ogen open en ziet dat ze in een kille, kale kamer ligt. Ze voelt ze de handen weer maar nu niet dreigend en dwingend maar sturend en steunend.
Ze wordt overvallen door vermoeidheid en een groot gevoel van verdriet. Ze begint onbedaarlijk te huilen.
De stem begint weer tegen haar te praten. “Goed zo. Toe maar, gooi het er maar uit. Het is ook niet niks zo’n psychose. God mag weten wat voor demonen jij bent tegen gekomen de afgelopen uren.”

Mijke zakt opnieuw weg maar dit keer wacht haar niet de eindeloze afgrond van duisternis maar de stille kalmte van een diepe slaap.







maandag 3 februari 2020

uit het keurslijf


Kwaad smijt Sophie de deur achter zich dicht. Stampvoetend loopt ze naar buiten. Pisnijdig is ze. Wat denken ze wel niet van haar? Waar halen ze het lef vandaan haar te vragen of ze een braaf meisje gaat zijn volgend jaar. Alsof ze al jaren een van god losgeslagen nymfomane is!

Geagiteerd loopt ze naar de kade. Ze ijsbeert langs het water. Haar hele lijf trilt van de woede die ze voelt. Ze heeft het helemaal gehad met dat gezeik. Ze is er klaar mee, in een keurslijf gepropt worden maar nog niet aan de immens hoge standaard voldoen. Bah, bah en nog eens bah!


In haar wordt iets wakker. Iets wat ze al twintig jaar in slaap sust. Iets waar Sophie al heel lang bang voor is. Haar onvoorspelbare kant. Haar rebelse kant. Haar opstandigheid. Haar drang zich door niets en niemand de wet te laten voorschrijven.

Haar rebelse kant glimlacht. Het voelt haar ontevredenheid, haar woede en haar gevoel van onrechtvaardigheid. Het is zover.
Eindelijk komt er weer ruimte voor rebellie. Voor onvervalst losgaan. Van spijt na onverantwoorde pret. Voor katers en onverklaarbare spierpijn. Het is de hoogste tijd voor totale anarchie!


Er begint zich een plan te vormen in Sophies hoofd. Het kriebelt en het wringt. Verontrust voelt ze dat het plannetje haar doodsbang en tegelijkertijd wild enthousiast maakt. Zou ze dit echt durven? Zou ze dit echt kunnen? Wat zouden ze wel niet van haar vinden?

Er gaat een schok door haar heen. Ze doet het weer! Weer houdt ze zich bezig met wat een ander er van zou kunnen vinden. Ze klemt haar kaken op elkaar. Een vastberaden blik verschijnt in haar ogen. Haar keus is gemaakt.

Al lopen de rillingen over haar lijf bij de gedachte. Al versnelt haar ademhaling al bij alleen de gedachte. Al weet ze niet of het echt wel kan. Ze gaat het doen.

Laat ze allemaal maar het rambam krijgen met hun keurslijven en brave-meisjes-geleuter. Laat ze zelf maar keurig netjes zijn. Laat ze zelf maar braaf oppassen en niet dronken worden en voorzichtig zijn en goed uitkijken. Zij gaat het niet meer doen. Zij stapt uit het keurslijf. Uit het verwachtingspatroon. Uit het harnas van fatsoen.


Sophie haalt diep adem en doet een grote stap naar voren. Heel even voelt ze de ultieme vrijheid. Dan omsluit het water haar en wordt alles stil.