Dit is het verhaal wat het niet is geworden. Ik kreeg geen slechte kritieken maar weet zelf ook dat het andere beter zou passen in een bundel. Dit verhaal is geheel ontsproten aan mijn fantasie, hooguit gekleurd met wat eigen emoties.
Mijn vriendin zit aan de andere kant van de tafel en kijkt
me aan. Ik weet dat de opmerking die ze net maakte meer was bedoeld als een
vraag maar ik kan haar niet direct antwoord geven. In mij vechten verdriet,
angst, wantrouwen en verslagenheid om voorrang. Maar ondanks deze emoties dwing
ik mezelf haar aan te kijken en antwoord te geven. Met dikke stem zeg ik:”Ja,
ik was heel eenzaam.” Ik vraag me af of ze weet wat voor gevecht ik heb moeten
leveren om haar dit te kunnen zeggen. Hoe ik tegen mezelf heb moeten knokken om
in alle eerlijkheid antwoord te kunnen geven. Na mijn oprechtheid durf ik haar
niet meer aan te kijken. Ik ben opgelucht als haar man de kamer binnen komt
lopen en het gesprek terugkeert naar koetjes en kalfjes.
Een uurtje later ben ik weer thuis. Ik val meteen terug in
mijn rol van moeder en huisvrouw. Mijn dochter wil me iets vragen, de was ligt
op me te wachten en er moet weer eten gekookt worden. Maar hoewel de dagelijkse
beslommeringen mijn aandacht weer opeisen laat het gesprek me niet los. Waarom
voel ik toch zoveel weerstand om echt openhartig te praten over die zware
periode? Waarom kan ik mensen niet meer het vertrouwen geven wat de meesten
verdienen? Zelf weet ik dat ik niet altijd zo ben geweest. Ik herinner het me,
ik zie het terug in de naïeve openhartigheid van mijn kind. Heeft het
diepgrijze mij dan zo veranderd?
Het diepgrijze. Sommige mensen zouden het zwarte bladzijden
noemen maar voor mij was die periode niet zwart. Hoe donker het ook was er
waren altijd dingen geweest die mijn dagen lichter hadden gekleurd. Ondanks de
goede kanten is het toch een periode in mijn leven waar ik liever niet aan
terug denk. Maar ik weet dat daar de oorzaak ligt. Als ik het wantrouwen en de
angst wil leren beheersen ontkom ik er niet aan juist deze periode met mensen
te delen. Ik neem een besluit. Of het wijs is of juist heel dom weet ik niet
maar ik ga mijn verhaal opschrijven.
Ik ga achter de pc zitten en open een nieuw document. Het
grote witte vlak beangstigt me. Het lijkt me te vragen of dit is wat ik echt
wil. Of ik weet waar ik aan begin. Of ik het wel kan. Of ik het wel durf.
Vastberaden leg ik mijn vingers op de toetsen en begin te typen. Het gaat
moeizaam. De zinnen die ik in mijn hoofd heb moeten zich een weg banen door een
mijnenveld van negatieve emoties. De woorden die ik nodig heb om de zinnen te
vormen zitten verscholen in een dikke mist van verstikkend verdriet. Meerdere
keren geef ik de moed op en sluit het document af. “Wilt u de wijzigingen in
het document opslaan?” vraagt de pc iedere keer haast treiterend en hoewel elke
vezel in mijn lijf zich verzet druk ik op “ja”. Even later open ik het document
weer, lees het terug en snap zelf nauwelijks wat ik vlak hiervoor heb
geschreven. Steeds weer dwing ik mezelf dit te doen. Het zwijgen heeft lang
genoeg geduurd. Ik wil de gracht die ik om mezelf heen gegraven heb dempen. Ik
wil een bres in mijn muur slaan. Ik wil het diepgrijze inzichtelijk maken
Mijn verhaal begint bij mijn zwangerschap. Al van kinds af
wist ik dat ik moeder wilde worden. Toen ik zwanger bleek te zijn was ik dan
ook zielsgelukkig. We gingen een kindje krijgen! Maar al na een paar weken
voelde ik me helemaal niet meer zo gelukkig. Volgens de mensen waar ik erover
sprak was dat heel normaal. Volgens de een had iedereen angsten tijdens een
zwangerschap. Volgens een ander was het opzien tegen de bevalling. En volgens
weer iemand anders ging dat vanzelf wel over als ik mijn kindje in mijn armen
hield. Ik keek dan ook met smart uit naar de bevalling. Toen mijn kindje op de
uitgerekende datum nog geen aanstalten maakte om geboren te worden raakte ik zo
overstuur en in paniek dat er werd besloten de bevalling in te leiden. Het was
geen prettige bevalling. Alles wat er volgens de boekjes zou kunnen gebeuren,
gebeurde ook en de pijn was ondraaglijk. Wat was ik gelukkig toen er een
gynaecoloog langskwam die medelijden had en me pijnstilling gaf. Er zat amper 2
uur tussen het aanbrengen van het infuus en de geboorte van onze dochter. Ik weet
nog hoe ik naar haar lag te kijken, wetende dat ik blij moest zijn met een
gezonde dochter maar alleen maar dacht: “Mijn God, wat ben ik blij dat het
eruit is.”
Een paar dagen kraambed houden deed me goed. Ik begon zelfs
te geloven dat alle nare, zwarte gedachten als sneeuw voor de zon waren verdwenen.
Ik was erg blij met ons meisje en barstte van trots als er kraamvisite kwam om
haar te bewonderen. Ja, ik dacht gelukkig te zijn. Toen ging de kraamhulp weg.
De eerste dagen na haar vertrek gingen nog redelijk. Ik had
wat moeite met het vinden van een prettig ritme en was ’s avonds als manlief
thuis kwam dan ook doodop. Volgens mensen die al moeder waren was het een heel
normaal verschijnsel. Je moet nog zoveel dingen verwerken, je moet je
zelfvertrouwen nog opbouwen, je moet gewoon nog een manier vinden om je leven
in te richten. Helaas wilden al deze dingen niet erg vlotten. Ik begon me wat
neerslachtiger te voelen en twijfelde aan alles wat ik deed. Gelukkig hadden we
een voorbeeldig dochtertje dat geen moeilijke baby bleek te zijn. Ze huilde maar
af en toe eventjes. Dat huilen ging mij door merg en been. Ik kon het niet
aanhoren. Dus zodra ons meisje ook maar aanstalten maakte om te gaan huilen
deed ik al het mogelijke het te stoppen. Ik voedde haar, verschoonde luiers,
masseerde haar buikje, alles om maar te zorgen dat ze niet ging huilen. Wist ik
veel dat een baby daar overprikkeld van kon raken. Ik had nog nooit eerder een
kindje gehad. Hoe harder ik probeerde haar niet te laten gaan huilen, hoe meer
zij juist ging huilen. Het ging van kwaad tot erger. We zaten vast in een
vicieuze cirkel.
Ik vroeg voorzichtig om hulp, maar weer vertelde iedereen
mij dat het vanzelf beter zou gaan. Als ik maar eenmaal mijn draai had gevonden
zou ik me vanzelf weer beter gaan voelen. Ik begon te denken dat het aan mij
lag. Ik deed het vast helemaal fout. Ik was vast een heel slechte moeder die
haar kind niet kon geven wat ze nodig had. Ik moest wel een slecht persoon zijn
als ik mijn kind niet kon troosten. Ik kon de afkeuring in de mensen om ons
heen gewoon voelen. Ik wist dat ze hetzelfde dachten als ik. Ik was zwak, ik
kon het moederschap niet aan, ik kon dat kind maar niet laten ophouden met
huilen dus er moest wel iets mis met me zijn. Tot de dag dat ik mijn dochtertje
oppakte van het aankleedkussen en zij weer aanstalten maakte te gaan huilen. Ik
weet nog dat ik dacht: : Als ik je nu loslaat val je zo hard dat je niet meer
kunt huilen.”Ik schrok me kapot. Dacht ik dit echt? Ik legde het meisje in haar
bed, greep de telefoon, belde mijn man dat hij direct thuis moest komen en
zakte op de grond in elkaar. Ik kon alleen nog maar huilen en gillen. Ik had
erover gedacht mijn kindje dood te maken. Ik had het serieus bedacht. Ik was
een brok ellende.
Dezelfde dag nog werd ik opgenomen op de PAAZ-afdeling van
het ziekenhuis. Een postpartumpsychose was de diagnose. Ik kreeg medicatie die
een sluier legde over mijn gevoelens. Och, wat was ik blij. Eindelijk kreeg ik
rust. Voor het eerst sinds de bevalling kon ik rustig slapen. En dat deed ik
dan ook. Een week lang deed ik bijna niets anders. Toen begon het gemis van
mijn dochter aan me te vreten. Ik kreeg te horen dat dat een goed teken was. Ik
was begonnen met herstellen.
Na een periode die wel een eeuwigheid leek te duren mocht ik
naar huis. Ik kreeg hulp thuis en kreeg wekelijks een maatschappelijk werkster
op bezoek. Langzamerhand begon ik me meer en meer als mezelf te voelen. De
diepgrijze gevoelens van de depressie verdwenen naar de achtergrond en na
enkele maanden werd ik genezen verklaard. Mijn leven had weer vorm en inhoud
gekregen. Maar nu, na al die jaren weet ik dat de depressie nooit helemaal is
verdwenen. Hij is me blijven achtervolgen als een diepgrijze wolk van
negativiteit die wacht op mijn zwakke momenten om weer te naderen en toe te
slaan.
Ik heb mijn verhaal geschreven en besloten het voor te lezen
aan de mensen die mij dierbaar zijn. De meesten weten dat ik een postnatale
depressie heb gehad, maar geen van allen kennen ze het echte verhaal. Geen van
allen weet in wat voor slecht persoon deze depressie mij heeft verandert.
Niemand weet hoe bang ik ben dat de diepgrijze wolk me weer bij de kladden
krijgt. Het is tijd mijn grootste angst aan te gaan en het oordeel over mij uit
handen te geven. Veroordelen kunnen ze me toch niet meer. Dat heb ik zelf 10
jaar terug al gedaan. Ik schraap mijn keel en begin te lezen. Ik lees zonder op
te kijken. Ik wil me niet laten afleiden. Na de laatste zin pak ik een
aansteker en verbrand de brief. Terwijl het papier tot as vergaat voel ik de
last die al die jaren op mijn schouders lag lichter worden. Ik voel me gesterkt
en voordat ik opkijk weet ik dat het niet meer uitmaakt wat de anderen van mijn
verhaal vinden. Na tien jaar heb ik eindelijk mezelf vergeven.
En toch is het een mooi verhaal geworden. Ik kan er niets aan doen het pakt me nog steeds.
BeantwoordenVerwijderendankjewel meis. Dat si altijd de bedoeling geweest van dit verhaal
BeantwoordenVerwijderenWow......kippevel!!
BeantwoordenVerwijderendank je San!
Verwijderenmooi hoor, Cindy
BeantwoordenVerwijderendankjewel Carel.
Verwijderen