Ik slenter
wat over straat. Ik schop wat tegen een roestig blikje. Om mij heen klinkt het
gekras van de vele roeken die in de bomen langs het pad hun nesten hebben terwijl
in mijn hoofd mijn gedachten alle kanten op gaan. Het is al dagen een puinhoop
in mijn hoofd. Allerlei gedachten buitelen over elkaar heen. Goede en slechte, reële
en irreële, sommige waar en sommige pure fantasie. Het onderscheid tussen wat echt
is en wat niet vervaagd steeds verder.
Een gevoel
van lamlendigheid overvalt me. Vragen komen in me op. Wat doe ik hier? Wat
heeft het voor zin? Heeft überhaupt iets zin? Moet ik niet wat doen? Ik maak me groot en schreeuw uit: ”Wat moet ik
doen? Wat kan ik doen? Ik verveel me!”.
Verschrikt
vliegen de roeken op. Hun boze gekras brengt een herinnering bij me boven.
verveling
Ik zal een
jaar of tien zijn geweest dat mijn broers en ik ons enorm verveelden. Het zal
in een vakantie zijn geweest want we waren alle vier thuis en zaten ons zelf en
elkaar danig in de weg. Onze moeder werd compleet tureluurs van ons geruzie,
gevecht en gezeur. Ik weet nog dat ze op een gegeven moment uit riep: “Wegwezen!
Jullie allemaal. Het kan me niet schelen wat jullie gaan doen. Van mijn part
gaan jullie op het Damrak fietsen met gouden sturen jatten! Wegwezen nu!” Nu
wisten we zeker, het is menens. En dus gingen we.
Eerst naar
het pleintje bij de flats. Lekker balletje trappen. Maar al snel werden we
weggestuurd omdat mensen bang waren dat we in onze onbesuisdheid hun auto’s
zouden beschadigen.
Toen naar
het schoolpleintje een paar straten verder op. Daar werden we weggestuurd door
de politie omdat een paar eikels ’s avonds fikkie stookten en dus het hele
plein verboden was gemaakt. Door naar het trapveldje maar dat lag vol gebroken
flessen.
We hadden
ondertussen flink de smoor in dat we nergens konden spelen. Het speeltuintje
waren we veel te groot voor en zat sowieso vol met ukkies. Het basketbalveldje
was altijd bezet door grote jongens. Nergens was er plek voor ons. En moeder
was heel duidelijk geweest. We mochten met etenstijd pas weer thuis komen.
Het zal mijn
oudste broer zijn geweest die met het plan kwam naar het grote park te gaan.
Eigenlijk mochten we daar niet komen zonder vader of moeder, want volgens hun “gebeurden
er dingen die het daglicht niet konden verdragen” maar va en moe die waren er
nou niet en we moesten toch ergens heen.
In het
park
Daar gingen
we met z’n vieren. Naar het grote park. Eerst de grote weg aflopen. Dan bij de stoplichten
oversteken. Nog een keertje links af slaan en dan de stalen hekken door.
Vooraan was
een met bosschage omringd grasveldje, waar we met va en moe wat balden maar zelf vonden we dit net wat te klein om lekker
te voetballen. We wisten dat er achter de parkvijver een wat groter veld was. Daar
gingen we naar toe. We deelden ons op in twee teams. Ik, de jongste speelde met
onze oudste broer en de twee anderen vormden de tegenstander. We deden onze
shirts uit om de doelen mee te markeren en begonnen eindelijk aan ons potje
voetbal.
We zijn alle
vier zeer fanatiek en kunnen slecht tegen ons verlies. Het vriendschappelijke
potje mondde dus al snel uit in een felle strijd. Tijdens een woordenwisseling
over een vermeende overtreding werd een van ons zo boos over het vermeende
onrecht dat hij de bal wild wegtrapte. Zo de bossen in. Natuurlijk zo ver dat
we de bal niet zagen liggen en er niks anders op zat dan allemaal tussen de
bomen gaan zoeken.
De roeken
Het zoeken
duurde lang. Het was donker onder de bomen en er was een wildgroei aan bosjes en struiken. Alles stond zo dicht op
elkaar dat het erg moeilijk was te zien of er misschien een voetbal lag.
Plots klonk
er een gil en vlogen er overal roeken krassend weg. De gil was onmiskenbaar van
een van mijn broers. Ik holde meteen in de richting van het geluid. Terwijl het
geluid van de roeken verstomde hoorde ik mijn oudste broer roepen. AL gauw
kwamen we samen bij een soort open plek waar een van mijn broers tegenover een
groepje van jongemannen stond. Deze jongemannen hadden overduidelijk weinig
goeds in de zin. Ze stonden met geheven vuisten en een enkeling had zelfs een
mes in handen. Ik keek even naar mijn andere broers. Deze knikten allebei en
toen stapten we op de groep af.
Graag had ik
verteld dat het gevecht episch was, maar dat zou gelogen zijn. Het was gewoon
een zeer stevige knokpartij. Zo één waar geen eind aan lijkt te komen. We
sloegen en we schopten. Net zo lang tot geen tegenstander meer stond. Het was
een grote roes met als beloning de grootste kik die we ooit hadden gehad.
Na deze keer volgden er meer matpartijen. Vooral als we ons verveelden zochten we groepen rondhangende jongens op. Die waren altijd zo snel opgefokt dat het gegarandeerd knokken werd.
Nu ik de
roeken weer hoor krassen besef ik dat het al weer een tijdje geleden is dat we
een leuk verzetje hebben gehad. Ik kijk eens om me heen, spot een groepje hangjongeren,
maak een foto met mijn telefoon, zet ‘m in de groepsapp en typ: “Ik verveel me.”
Vervelen
= 1) Ergeren 2) Klieren 3) Lastig worden 4) Nergens zin in hebben 5) Niet
boeien 6) Tegenstaan 7) Zich niet weten te vermaken.
#WOT
betekent Write on Thursday. Iedere donderdag verzint Ali een woord waar je over
kunt schrijven (bloggen, vloggen of ploggen). Niets moet, alles mag. Je kunt op
ieder moment instappen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten