Eergisteren was een
dag als alle anderen. Ze was ‘s ochtends vroeg opgestaan. Ze had even snel
gedoucht. Ze had de kinderen uit bed gehaald, aangekleed en ontbijt gegeven.
Daarna had ze lunchpakketten klaargemaakt, de tassen ingepakt, de kinderen
weggebracht en was naar haar werk gereden. Na haar werkdag had ze boodschappen
gedaan, de kinderen opgehaald, gekookt, de kinderen naar bed gebracht, wat
huishoudelijke klussen gedaan, tv gekeken en naar bed gegaan. En gisteren had
er precies zo uit gezien. Haar leven liep als een goed geoliede machine.
Toch kon ze ‘s avonds de slaap niet vatten. Ze lag maar te woelen en
draaien in bed. Ondanks dat haar leven prima georganiseerd was en alles van een
leien dakje ging, knaagde er iets aan haar. Haar perfect gekaderde leventje
benauwde haar. Na een periode die uren leek te duren viel ze in een onrustige
slaap vol van dromen waarin ze eindeloos op zoek was naar een boom.
Toen ze vanochtend wakker werd voelde ze de stevige greep
van haar eigen ongedurigheid. In een opwelling besloot ze vandaag niet naar
haar werk te gaan maar toe te geven aan de onrust. Vandaag zou ze eens niet in
het keurslijf blijven maar toegeven aan haar drang naar zwerven. En ze wist ook
al waar ze dat ging doen. Na dat ze dekinderen weggebracht had zou ze naar het
bos gaan.
Nu liep ze dan op een smal paadje tussen de bomen door.
Ondanks haar diepgewortelde angst te verdwalen, had ze de paden met
routepaaltjes gemeden. Vandaag zou ze eens niet in het stramien lopen. Vandaag
zou ze haar eigen weg kiezen.
Het paadje wat ze volgde slingerde dwars door de begroeiing
heen. Ze had het bij toeval ontdekt. Terwijl ze naar een wegvluchtende vos keek
had ze plots de kleine doorgang door de bramenstruiken gezien. De eerste
minuten dat ze over het paadje had gelopen bonsde haar hart in haar keel. Maar
hoe verder ze liep hoe rustiger ze werd. Voor het eerst in tijden vlogen haar
gedachten niet alle kanten op, dacht ze niet aan wat nog gedaan moest worden of
aan haar drukke agenda. Het was doodstil in haar.
Plots bleef ze staan. Er was hier iets wat haar aandacht
vroeg. Was er iemand anders in de buurt? Spiedend keek ze om zich heen. Nee, er
was niemand. Maar er was wel iets anders wat ze zag. Iets wat vaag herkenning opriep.
Ze keek nog eens rustig om haar heen. Daar. Die beuk. Dat was hetgeen wat
gezien wilde worden. Ze keek nog eens goed naar de boom en realiseerde zich dat
dit de boom was waar ze in haar dromen naar gezocht had. Wat een toeval dat ze
die nu zomaar vond.
Ze liep naar de beuk toe. Het was een grote boom. Zo’n boom die
er al eeuwen staat. Onderaan de stam zag ze twee wortels die haar leken uit te
nodigen tussen hen in te gaan zitten. Ze nam de uitnodiging graag aan en zakte
door haar knieën. Ze nestelde zich tussen de twee wortels en leunde achterover
tegen de brede stam van de beuk. Het zat verbazingwekkend comfortabel. Ze slaakte
een tevreden zucht en wenste dat ze hier voor altijd kon blijven zitten. Het
leek wel of ze nog wat dieper wegzakte tussen de wortels. Het voelde alsof de
boom haar omhelsde. Ze voelde zich welkom en veilig. Ze werd een met de beuk en
zakte weg in een diepe rust.
Drie weken later is haar auto bij het bos teruggevonden. Ondanks
diverse zoektochten is ze niet gevonden. Het onderzoek is tot onderaan een oude
beuk gekomen. Vanaf daar ontbreekt ieder spoor.
WOW! Jij kunt dat echt heel goed, verhalen schrijven die vragen oproepen, maar tegelijk antwoorden geven.
BeantwoordenVerwijderenHet is niet opzettelijk,maar houd een verhaal ook niet tegen als het die kant op gaat ;-)
Verwijderen